11. meent dat de toenemende concurrentie van de landen in opkomst voor de over
heid een aansporing moet betekenen om gunstige omstandigheden voor het ontstaan van nieuwe
productievormen of -combinaties tot stand te brengen, die toegevoegde waarde genereren en kwa
liteitsvolle nieuwe arbeidsplaatsen met zich meebrengen ...[+++] en
Europa een relatief voordee
l moeten bieden; 11. ist der Auffassung, dass die zunehmende Konkurrenz durch
Schwellenländer die Regierungen veranlassen sollte, günstige Bedingungen für neu entstehende Produktionen bzw. Kombinationen neuer Produk
te zu schaffen, die nicht nur einen Mehrwert darstellen, sondern
auch qualifizierte Arbeitsplätze schaffen und den kom
parativen Vorteil ...[+++] Europas sichern sollen;