Vertaling van "artikel 136 waarover " (Nederlands → Duits) :

TERMINOLOGIE

behoudens de krachtens artikel 136 vastgestelde bijzondere bepalingen
soweit auf Grund des Artikels 136 nicht Sonderregelungen getroffen werden

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

De maatregelen waarover de bevoegde autoriteiten beschikken, omvatten de in artikel 136 van Richtlijn 2006/48/EG vermelde maatregelen en, indien zulks noodzakelijk en evenredig is, de vereiste dat de instelling:
Die Maßnahmen, die den zuständigen Behörden zur Verfügung stehen, schließen die Maßnahmen gemäß Artikel 136 der Richtlinie 2006/48/EG ein; soweit notwendig und verhältnismäßig, wird das Institut im Rahmen dieser Maßnahmen aufgefordert,

Helaas zal het Pact echter slechts voor de helft open staan omdat de wijziging van artikel 136 waarover in onze Commissie constitutionele zaken is gesproken en gestemd, is verworpen.
Leider wird der Pakt nur halb-offen sein, da der Änderungsantrag zu Artikel 136, wie er in unserem Ausschuss für konstitutionelle Fragen debattiert und angenommen wurde, abgelehnt wurde.

19. acht het noodzakelijke de instrumenten waarover toezichthouders minimaal beschikken voor interventies in het kader van crisisbeheer, en die zijn vastgelegd in artikel 136 van Richtlijn 2006/48/EG, uitbreiden met in ieder geval de bevoegdheid om: aanpassingen te eisen op het gebied van kapitaal, liquiditeit, de zakelijke activiteiten en interne processen; veranderingen van het beheer aan te bevelen of op te leggen; de voorwaarden voor bankvergunningen te beperken; levenstestamenten op te leggen; een totale of gedeeltelijke verkoop op te leggen; een brugbank of goede bank/slechte bank-verdeling te creëren; de omruiling te eisen van schulden tegen aandelen, met passende reductiefactoren; winst- en dividendretentie en -beperkingen op te leggen teneinde de kapitaalvereisten te consolideren en te waarborgen dat aandeelhouders de lasten dragen nog vóór de belastingbetalers; activa en passiva te herstructureren en over te dragen naar andere instellingen, teneinde de continuïteit van systemisch belangrijke operaties te waarborgen; criteria vast te stellen voor de waardering van probleemactiva; tijdelijk overheidstoezicht over te nemen; bankliquidaties uit te voeren;
19. hält es für notwendig, das Mindestinstrumentarium der Aufsichtsbehörden zur Intervention in Krisensituationen so zu erweitern, dass es über Artikel 136 der Richtlinie 2006/48/EG hinausgeht und mindestens die Befugnisse umfasst, Anpassungen in Bezug auf das Kapital, die Liquidität, das Produktsortiment und interne Prozesse vorzuschreiben, Personaländerungen auf oberster Führungsebene vorzuschlagen oder zu verfügen, die Laufzeiten von Bankzulassungen zu begrenzen, Notfall- und Abwicklungspläne durchzusetzen, einen teilweisen oder vollständigen Verkauf anzuordnen, eine Überbrückungsbank einzurichten oder eine Aufteilung Good Bank/Bad Bank zu veranlassen, die Umwandlung von Schulden in Beteiligungen mit angemessenen Sicherheitsabschlägen vorzuschreiben, die Einbehaltung von Gewinnen und Dividenden sowie Beschränkungen zu erwirken, um die Eigenkapitalanforderungen zu konsolidieren und sicherzustellen, dass die Aktionäre vor den Steuerzahlern zur Kasse gebeten werden, Vermögenswerte und Verbindlichkeiten umzustrukturieren und auf andere Institute zu übertragen, damit systemrelevante Transaktionen bruchlos fortgeführt werden können, Kriterien zur Bewertung wertgeminderter Vermögenswerte festzulegen, vorübergehend die Kontrolle an die öffentliche Hand zu übertragen, ein Kreditinstitut abzuwickeln;

18. acht het noodzakelijke de instrumenten waarover toezichthouders minimaal beschikken voor interventies in het kader van crisisbeheer, en die zijn vastgelegd in artikel 136 van Richtlijn 2006/48/EG, uitbreiden met in ieder geval de bevoegdheid om: aanpassingen te eisen op het gebied van kapitaal, liquiditeit, de zakelijke activiteiten en interne processen; veranderingen van het beheer aan te bevelen of op te leggen; de voorwaarden voor bankvergunningen te beperken; levenstestamenten op te leggen; een totale of gedeeltelijke verkoop op te leggen; een brugbank of goede bank/slechte bank-verdeling te creëren; de omruiling te eisen van schulden tegen aandelen, met passende reductiefactoren; winst- en dividendretentie en -beperkingen op te leggen teneinde de kapitaalvereisten te consolideren en te waarborgen dat aandeelhouders de lasten dragen nog vóór de belastingbetalers; activa en passiva te herstructureren en over te dragen naar andere instellingen, teneinde de continuïteit van systemisch belangrijke operaties te waarborgen; criteria vast te stellen voor de waardering van probleemactiva; tijdelijk overheidstoezicht over te nemen; bankliquidaties uit te voeren;
18. hält es für notwendig, das Mindestinstrumentarium der Aufsichtsbehörden zur Intervention in Krisensituationen so zu erweitern, dass es über Artikel 136 der Richtlinie 2006/48/EG hinausgeht und mindestens die Befugnisse umfasst, Anpassungen in Bezug auf das Kapital, die Liquidität, das Produktsortiment und interne Prozesse vorzuschreiben, Personaländerungen auf oberster Führungsebene vorzuschlagen oder zu verfügen, die Laufzeiten von Bankzulassungen zu begrenzen, Notfall- und Abwicklungspläne durchzusetzen, einen teilweisen oder vollständigen Verkauf anzuordnen, eine Überbrückungsbank einzurichten oder eine Aufteilung Good Bank/Bad Bank zu veranlassen, die Umwandlung von Schulden in Beteiligungen mit angemessenen Sicherheitsabschlägen vorzuschreiben, die Einbehaltung von Gewinnen und Dividenden sowie Beschränkungen zu erwirken, um die Eigenkapitalanforderungen zu konsolidieren und sicherzustellen, dass die Aktionäre vor den Steuerzahlern zur Kasse gebeten werden, Vermögenswerte und Verbindlichkeiten umzustrukturieren und auf andere Institute zu übertragen, damit systemrelevante Transaktionen bruchlos fortgeführt werden können, Kriterien zur Bewertung wertgeminderter Vermögenswerte festzulegen, vorübergehend die Kontrolle an die öffentliche Hand zu übertragen, ein Kreditinstitut abzuwickeln;

Op grond van de elementen waarover het Hof in dit stadium van het onderzoek van de zaak beschikt, zijn de middelen die zijn gericht tegen de in samenhang gelezen artikelen 124 en 136, § 1, van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, ernstig in de zin van artikel 20, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989.
Auf der Grundlage der Elemente, über die der Hof in diesem Stand der Untersuchung der Rechtssache verfügt, sind die gegen die kombinierten Artikel 124 und 136 § 1 des Dekrets vom 2. Februar 2007 zur Festlegung der Rechtsstellung der Schulleiter gerichteten Klagegründe ernsthaft im Sinne von Artikel 20 § 1 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989.

De noodzaak van optreden bij de werkzaamheden van tijdelijk personeel wordt gezien als aanvulling op de wetgeving van de lidstaten om ongeoorloofde discriminatie tussen tijdelijk personeel te vermijden, en de bescherming van minimumrechten voor tijdelijk personeel vast te leggen om de doelen van artikel 136 ten aanzien van de bevordering van de werkgelegenheid te verwezenlijken, gekoppeld aan de door de ondernemingen nagestreefde flexibiliteit bij het functioneren van de arbeidsmarkt en adequate sociale zekerheid. Weliswaar zijn de bepalingen van artikel 137, lid 6 niet van toepassing op de salarissen, maar deze uitzondering geldt de vaststelling van de salarissen en niet de gevallen waarin slechts de naleving van het beginsel van niet-discriminatie ten aanzien van dezelfde arbeid wordt nagestreefd. Ten aanzien hiervan wordt in de eerdere richtlijnen inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en deeltijdarbeid waarover overeenstemming bestaat, erkend dat op grond van artikel 7 van het communautair Handvest van de fundamentele rechten de onderlinge toenadering van de arbeidsvoorwaarden noodzakelijk is, ook bij de drie vormen van atypische arbeid, namelijk deeltijdarbeid, arbeid voor onbepaalde tijd en uitzendwerk, terwijl vervolgens in artikel 6 (f) van het EU-Verdrag staat dat de EU de fundamentele rechten eerbiedigt.
Das ist auch Grund dafür, dass in den früheren Richtlinien über Arbeitsverträge und Teilzeitbeschäftigung, die im Wege der Vereinbarung mit den Sozialpartnern verabschiedet wurden, darauf hingewiesen wird, dass auf der Grundlage von Art. 7 der Gemeinschaftscharta der sozialen Grundrechte die drei atypischen Arbeitsformen (Teilzeitarbeit, befristete Arbeitsverträge und Leiharbeit) jeweils Gegenstand eines gemeinsamen Ansatzes sein müssen; während Artikel 6 des Vertrags zur Gründung der Europäischen Union festlegt, dass die Union diese Grundrechte respektiert.