De prejudiciële vragen strekken ertoe van het Ho
f te vernemen of de artikelen 149, § 1, en 150 van het decreet ruimtelijke ordening een schending inhouden van artikel 10 van de Grondwet, al dan niet gelezen in samenhang met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 144 van de Grondwet (eerste vraag), en of artikel 149, §§ 1 en 2, gelezen in samenhang met artikel 197 van hetzelfde decreet, de regels schendt die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenscha
ppen en de gewesten (tweede ...[+++] vraag).
Die präjudiziellen Fragen zielen darauf ab, vom Hof zu erfahren, ob die Artikel 149 § 1 und 150 des Raumordnungsdekrets gegen Artikel 10 der Verfassung, in Verbindung oder nicht mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 144 der Verfassung (erste Frage), verstossen, und ob Artikel 149 §§ 1 und 2 in Verbindung mit Artikel 197 desselben Dekrets gegen die durch die Verfassung oder kraft derselben zur Bestimmung der jeweiligen Zuständigkeiten von Staat, Gemeinschaften und Regionen festgelegten Vorschriften verstossen (zweite Frage).