Nochtans rijst volgens de verwijzende rechter de vraag of artikel 332, vierde en vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, nu de echtgenoot of de vorige echtgenoot zijn vordering dient in te stellen binnen een termijn van één jaar na de geboorte of de ontdekking ervan, terwijl het kind over een termijn van vier jaar beschikt vanaf het ogenblik dat het de leeftijd van achttien jaar bereikt.
Dennoch stellt sich dem Verweisungsrichter zufolge die Frage, ob Artikel 332 Absätze 4 und 5 des Zivilgesetzbuches die Artikel 10 und 11 der Verfassung verletzt, da der Ehemann bzw. der frühere Ehemann seine Klage innerhalb eines Jahres nach der Geburt oder deren Aufdeckung einreichen muss, wohingegen das Kind dazu über vier Jahre vom Zeitpunkt der Vollendung des achtzehnten Lebensjahres an verfügt.