De eerste en de tweede prejudiciële vraag hebben betrekking op de positie van de burgerlijke partij in het kader van de bijzondere verbeurdverklaring, bij toepassing van artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 19 december 2002, ten aanzien van de vermogensvoordelen bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek.
Die erste und die zweite präjudizielle Frage beziehen sich auf die Position der Zivilpartei im Rahmen der besonderen Einziehung in Anwendung von Artikel 43bis Absatz 1 des Strafgesetzbuches, in der durch Artikel 2 des Gesetzes vom 19. Dezember 2002 abgeänderten Fassung, in bezug auf die Vermögensvorteile im Sinne von Artikel 42 Nr. 3 des Strafgesetzbuches.