Vertaling van "artikelen 54-69 voorgeschreven " (Nederlands → Duits) :

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 21 januari 2015 in zake de cvba « GT Holding », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 februari 2015, heeft de Franstalige Rechtbank van Koophandel te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1) Schenden de artikelen 2, d), en 50 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en voeren zij een discriminatie in, in voorkomend geval wegens de niet-naleving van het evenredigheidsbeginsel : in zoverre aan de schuldeiser die in zijn overeenkomst zelf een beding heeft ingevoegd dat een mechanisme instelt dat kan worden gelijkgesteld met een pand en/of een voorrecht, zoals een beding van (bestaande en toekomstige) algemene inpandgeving van de schuldvorderingen van zijn schuldenaar te zijnen gunste of een beding van eigendomsvoorbehoud, in een gerechtelijk reorganisatieplan bij collectief akkoord gestemd met dubbele meerderheid van de schuldeisers zoals bepaald in artikel 54 van de wet van 31 januari 2009, geen enkele schuldvermindering, noch een aanzuiveringsplan van meer dan 24 maanden kan worden opgelegd, terwijl de grondslag van dat beding per hypothese of in het algemeen niet overeenstemt met enig actief in het vermogen van de onderneming in gerechtelijke reorganisatie, en de andere schuldeisers, die niet eraan hebben gedacht een dergelijk beding in hun overeenkomst in te voegen, een vermindering van hun schuldvordering tot hoogstens 85 pct. kunnen krijgen ?
Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Entscheid vom 21. Januar 2015 in Sachen der « GT Holding » Gen.mbH, dessen Ausfertigung am 4. Februar 2015 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat das französischsprachige Handelsgericht Brüssel folgende Vorabentscheidungsfragen gestellt: « 1) Verstoßen die Artikel 2 Buchstabe d) und 50 des Gesetzes vom 31. Januar 2009 über die Kontinuität der Unternehmen gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung und führen sie zu einer Diskriminierung, gegebenenfalls durch Nichtbeachtung des Grundsatzes der Verhältnismäßigkeit, indem dem Gläubiger, der dafür gesorgt hat, dass in seine Vereinbarung eine Klausel aufgenommen worden ist, die einen Mechanismus einführt, der einem Pfand und/oder einem Vorzugsrecht gleichzusetzen ist, wie eine Klausel zur (bestehenden und zukünftigen) generellen Verpfändung der Schuldforderungen seines Schuldners zu seinen Gunsten oder eine Eigentumsvorbehaltsklausel, im Rahmen eines Plans der gerichtlichen Reorganisation durch kollektive Einigung, der mit der doppelten Mehrheit der Gläubiger im Sinne von Artikel 54 des Gesetzes vom 31. Januar 2009 gebilligt wurde, weder eine Herabsetzung seiner Schuldforderung noch ein Bereinigungsplan über mehr als vierundzwanzig Monate auferlegt werden kann, während die Grundlage dieser Klausel hypothetisch oder generell keinen im Vermögen des in gerichtlicher Reorganisation befindlichen Unternehmens vorhandenen Aktiva entspricht und bei anderen Gläubigern, die nicht daran gedacht hatten, eine solche Klausel in ihre Vereinbarung aufzunehmen, die Schuldforderung um höchstens 85% verringert werden kann?

Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13), Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33) en Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30).
Leitlinien der Kommission für staatliche Beihilfen mit regionaler Zielsetzung 2007-2013 (ABl. C 54 vom 4.3.2006, S. 13), Verordnung (EG) Nr. 70/2001 vom 12.1.2001 über die Anwendung der Artikel 87 und 88 EG-Vertrag für Beihilfen zugunsten kleiner und mittlerer Unternehmen (ABl. L 10 vom 13.1.2001, S. 33), Verordnung (EG) Nr. 69/2001 vom 12.1.2001 über die Anwendung von Artikel 87 und 88 EG-Vertrag betreffend de minimis (ABl. L 10 vom 13.1.2001, S. 30)

(69)"geëigende autoriteit": de overeenkomstig artikel 54 aangewezen autoriteit van de lidstaat die op grond van het nationale recht van deze lidstaat bevoegd is voor het doen van de in de artikelen 51, lid 1, bedoelde vaststellingen.
(69)„geeignete Behörde“: die gemäß Artikel 54 benannte Behörde eines Mitgliedstaates, die nach dem nationalen Recht dieses Staates für die Feststellungen nach Artikel 51 Absatz 1 zuständig ist.

[50] Krachtens artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 1, en artikel 11, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 2309/93 worden de ontwerp-tekst voor de etikettering en de bijsluiter in de bij Richtlijn 92/27/EEG (thans Richtlijn 2001/83/EG, artikelen 54-69) voorgeschreven vorm in de bijlage bij de vergunning opgenomen.
[50] Nach Artikel 9 Absatz 3 und Artikel 10 Absatz 1 sowie Artikel 11 Unterabsatz 2 der Verordnung (EWG) Nr. 2309/93 enthält der Anhang der Genehmigung den Entwurf des Texts der Aufmachung und des Beipackzettels, vorgestellt laut Richtlinie 92/27/EWG (jetzt Richtlinie 2001/83/EG, Artikel 54-69. Daher sind die der Arzneimittelverpackung aufzudruckenden Angaben und Informationen beziehen sich deshalb speziell auf diese Verpackung, da sie deren Verpackungsgröße und unmittelbare Verpackung , die gemäß Artikel 6 Absatz 1 der genannten Verordnung im Genehmigungsantrag festgelegt sind, zur Grundlage haben.

De artikelen 1 tot en met 16, 25 tot en met 28, 32 tot en met 40, 47 tot en met 49, 52 tot en met 54, 56, 58 tot en met 62, 69 tot en met 74, 103 tot en met 105, en 108 zijn van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, alleen voor de programma's voor de periode 2007-2013.
Die Artikel 1 bis 16, 25 bis 28, 32 bis 40, 47 bis 49, 52 bis 54, 56, 58 bis 62, 69 bis 74, 103 bis 105 und 108 gelten ab dem Tag des Inkrafttretens dieser Verordnung nur für Programme für den Zeitraum 2007-2013.

In bijlage VIII bij Richtlijn 2004/18/EG is eveneens bepaald, dat de in de artikelen 35, 58, 64 en 69 van die richtlijn bedoelde aankondigingen moeten worden toegezonden in het formaat dat bij Richtlijn 2001/78/EG is voorgeschreven.
Gemäß Anhang VIII der Richtlinie 2004/18/EG ist für Bekanntmachungen nach deren Artikeln 35, 58, 64 und 69 ebenfalls das in der Richtlinie 2001/78/EG enthaltene Format zu verwenden.

a) De in de artikelen 35, 58, 64 en 69 genoemde aankondigingen worden door de aanbestedende diensten aan het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen toegezonden in het formaat dat wordt voorgeschreven door Richtlijn 2001/78/EG van de Commissie van 13 september 2001 over het gebruik van de standaardformulieren bij de bekendmaking van aankondigingen van overheidsopdrachten(1).
a) Die Bekanntmachungen nach den Artikeln 35, 58, 64 und 69 werden vom öffentlichen Auftraggeber in dem vorgeschriebenen Muster gemäß der Richtlinie 2001/78/EG der Kommission vom 13. September 2001 über die Verwendung von Standardformularen für die Bekanntmachung öffentlicher Aufträge(1) an das Amt für amtliche Veröffentlichungen der Europäischen Gemeinschaften übermittelt.

1. Op andere primaire verpakkingen dan de in de leden 2 en 3 genoemde, moeten de in de artikelen 54 en 62 voorgeschreven gegevens worden vermeld.
(1) Andere als die in den Absätzen 2 und 3 genannten Primärverpackungen müssen die in den Artikeln 54 und 62 genannten Angaben aufweisen.

c ) artikel 7 , lid 1 en lid 2 , waarbij de in deze twee leden bedoelde verklaringen onder dezelfde voorwaarden moeten worden geverifieerd als de andere elementen van de aangifte van het brengen van de produkten of goederen onder een van de in de artikelen 2 en 3 van Verordening ( EEG ) nr . 441/69 bedoelde stelsels is voorgeschreven ;
C ) ARTIKEL 7 ABSÄTZE 1 UND 2, WOBEI DIE DORT VORGESEHENEN ERKLÄRUNGEN UNTER DEN GLEICHEN BEDINGUNGEN NACHGEPRÜFT WERDEN MÜSSEN WIE DIE ÜBRIGEN BESTANDTEILE DER ERKLÄRUNG DER UNTERSTELLUNG DER ERZEUGNISSE ODER WAREN UNTER EINES DER IN DEN ARTIKELN 2 UND 3 DER VERORDNUNG ( EWG ) NR . 441/69 VORGESEHENEN VERFAHREN;