AR. overwegende dat in de Beschikkingen 2013/65 en 2/2002 van de Commissie van 20 december 2001 is verklaard dat het gepaste niveau van bescherming wordt gewaarborgd wordt door de Personal Information Protection and Electronic Documents Act van Nieuw-Zeeland en Canada; overwegende dat de voornoemde onthullingen ook ernstige schade toebrengen aan het vertrouwen in de rechtsstelsels van deze landen wat betreft de continuïteit van de bescherming van EU-burgers; overwegende dat de Commissie dit aspect niet heeft bestudeerd;
AR. in der Erwägung, dass die Schutzniveaus, die seitens des neuseeländischen „Privacy Act“ bzw. des „Protection and Electronic Documents Act“ Kanadas sichergestellt werden, in den Entscheidungen der Kommission 2013/65 und 2/2002 vom 20. Dezember 2001 für angemessen befunden wurden; in der Erwägung, dass die vorstehend genannten Enthüllungen zudem das Vertrauen in die Rechtssysteme dieser Länder hinsichtlich des Fortbestehens des den EU-Bürgern gewährten Schutzes ernsthaft erschüttern; in der Erwägung, dass dieser Gesichtspunkt von der Kommission nicht untersucht worden ist;