De vermeende concurrentievervalsing tussen de ziekenfondssector, enerzijds, en de bank- en verzekeringssector, anderzijds, vloeit niet voort uit de aangevochten bepaling, maar uit de artikelen 3, eerste lid, b), en tweede lid, 7, § 2, 26, § 1, en 27 van de wet van 6 augustus 1990 en het koninklijk besluit van 15 februari 1991 tot regeling van de toekenning van de rijkstoelagen ten voordele van de diensten van vrijwillige ziekenfondsverzekering, waartegen geen beroep voor de Raad van State is ingesteld.
Die vorgebliche Wettbewerbsverzerrung zwischen dem Krankenkassensektor einerseits und dem Banken- und Versicherungssektor andererseits ergebe sich nicht aus der angefochtenen Bestimmung, sondern aus den Artikeln 3 Absatz 1 b) und Absatz 2, 7 § 2, 26 § 1 und 27 des Gesetzes vom 6. August 1990 und aus dem königlichen Erlass vom 15. Februar 1991 zur Regelung der Zuwendung des Staates zugunsten der Dienstleistungen der freiwilligen Krankenkassenversicherung, die nicht Gegenstand einer Klage vor dem Staatsrat gewesen sei.