J
. overwegende dat
de uitspraak van 2 augustus 2001 door de strafkamer van
het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van personen verantwoordelijk voor ernstige schendingen van internationaal humanitair recht op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië sinds 1991, in de zaak aanklager tegen Radislav Krstic over de genocide in Srebrenica, luidde: 'Ook gelijktijdige aanvallen op de culturele en religieuze eigendommen en symbolen van de groep die het doelwit vormt
...[+++] [.], kunnen met recht worden beschouwd als bewijs van de intentie om die groep lichamelijk te vernietigen' (punt 580); J. in der Erwägung, dass laut
des Urteils vom 2. August 2001 der Strafkammer des Internationalen Gerichtshofs zur Verfolgung von Personen, die für schwere Verstöße gegen das humanitäre Völkerrecht verantwo
rtlich sind, welche seit 1991 im Hoheitsgebiet des ehemaligen Jugoslawien begangen wurden, in der Rechtsache „Anklagebehörde gegen Radislav Krstić“ in Bezug auf den Völkermord von Srebrenica „gleichzeitige Angriffe auf kulturelle und religiöse Güter und Symbole der betroffenen Gruppe ebenfalls [...] als rechtmäß
...[+++]iger Beweis für die Absicht, diese Gruppe zu vernichten, betrachtet werden können“ (Ziffer 580);