De artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mensen en het artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten kunnen volgens de verzoekers wel worden aangevoerd omdat die verdragsbepalingen een autonome betekenis hebben, omdat geen redelijk burger kan twijfelen aan de burgerrechtelijke aard van de tuchtstraffen en omdat volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie de rechtsbeginselen die gelden in tuchtzaken, dezelfde zijn als die welke ten grondslag liggen aan de strafprocedure.
Die Artikel 6 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte könnten nach Ansicht der Kläger sehr wohl geltend gemacht werden, da diese Vertragsbestimmungen eine autonome Bedeutung hätten, da kein vernünftiger Bürger die zivilrechtliche Beschaffenheit der Disziplinarstrafen anzweifeln könne und da gemäss der Rechtsprechung des Kassationshofes die in Disziplinarangelegenheiten geltenden Rechtsgrundsätze die gleichen seien wie diejenigen, die dem Strafverfahren zugrunde lägen.