6.Wanneer de geëigende autoriteit en de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 3 van dit artikel oordelen dat geen alternatieve maatregelen beschikbaar zijn die de in lid 3, onder c), bedoelde uitkomst zouden opleveren, besluit de geëigende autoriteit of de in artikel 51, lid 1, bedoelde vaststelling die in overweging is genomen, passend is.
6.Gelangen die geeignete Behörde und die zuständigen Behörden gemäß Absatz 3 zu dem Schluss, dass es keine Alternative gibt, die zu dem in Buchstabe c genannten Ergebnis führen würde, entscheidet die geeignete Behörde, ob die in Artikel 51 Absatz 1 genannte, in Betracht gezogene Feststellung angemessen ist.