Om de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteit te waarborgen, dient het lid of dienen de leden van de toezichthoudende autoriteit integer te handelen, zich te onthouden van alle handelingen die onverenigbaar zijn met zijn of hun taken en gedurende zijn of hun ambtstermijn geen al dan niet bezoldigde beroepswerkzaamheden te verrichten die onverenigbaar zijn met zijn of hun taken.
Um die Unabhängigkeit der Aufsichtsbehörde zu gewährleisten, sollten ihre Mitglieder integer handeln, von allen mit den Aufgaben ihres Amts nicht zu vereinbarenden Handlungen absehen und während ihrer Amtszeit keine andere mit ihrem Amt nicht zu vereinbarende entgeltliche oder unentgeltliche Tätigkeit ausüben.