3. Ter verwezenlijking van de doelstelling van lid 1 en overeenkomstig artikel 23, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zien de lidstaten erop toe dat bij de aanwerving, selectie en aanstelling van bestuursleden voorrang wordt gegeven aan de bekwame kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht, tenzij een objectieve beoordeling van alle criteria de balans doet uitslaan in het voordeel van een kandidaat van het andere geslacht.
3. Im Hinblick auf die Zielsetzung nach Absatz 1 und im Einklang mit Artikel 23 Absatz 2 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union stellen die Mitgliedstaaten sicher, dass bei der Berufung, Auswahl und Bestellung von Direktoren dem kompetenten Kandidaten des unterrepräsentierten Geschlechts Vorrang eingeräumt wird, wenn eine objektive Beurteilung, bei der alle Kriterien berücksichtigt werden, nicht ergeben hat, dass diese zugunsten des Kandidaten des anderen Geschlechts überwiegen.