De verzoekende partijen gaan ervan uit dat artikel 7, tweede lid, van het decreet van 20 april 2012, door het verkrijgen van de basissubsidie afhankelijk te stellen van de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden voor de actieve taalkennis van het Nederlands voor de kinderbegeleiders, een beperking in het leven roept van het recht van vrij verkeer van werknemers die onverenigbaar is met het recht van de Europese Unie, en een discriminatie op grond van de taal of de nationaliteit bevat.
Die klagenden Parteien sind der Auffassung, dass Artikel 7 Absatz 2 des Dekrets vom 20. April 2012 dadurch, dass der Erhalt des Basiszuschusses von den Bedingungen abhängig gemacht werde, die die Flämische Regierung in Bezug auf die aktive Sprachkenntnis des Niederländischen für die Kinderbetreuer festlegen müsse, eine Einschränkung des Rechtes auf die Freizügigkeit der Arbeitnehmer einführe, die nicht mit dem Recht der Europäischen Union vereinbar sei, und eine Diskriminierung aufgrund der Sprache oder der Staatsangehörigkeit enthalte.