2. De in lid 1 bedoelde follow-upcontrole ter plaatse hoeft niet te worden uitgevoerd wanneer het constateren van de te hoge aangifte tot gevolg heeft gehad dat de betrokken referentiepercelen in het jaar van de bevinding zijn bijgewerkt in het in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen.
(2) Die Nachkontrolle vor Ort gemäß Absatz 1 ist nicht erforderlich, soweit die festgestellte Übererklärung im Jahr der Feststellung zu einer Aktualisierung der betreffenden Referenzparzellen im System zur Identifizierung landwirtschaftlicher Parzellen gemäß Artikel 5 der Delegierten Verordnung (EU) Nr. 640/2014 geführt hat.