1. Het ontstaansfeit van het recht op de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2601/69 bedoelde financiële vergoeding voor sinaasappelen, mandarijnen, satsuma's en clementines en van de in artikel 1, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1035/77 bedoelde financiële vergoeding voor citroenen, wordt geacht te hebben plaatsgevonden:
(1) Der anspruchsbegründende Tatbestand für den finanziellen Ausgleich, der gemäß Artikel 3 Absatz 1 der Verordnung (EWG) Nr. 2601/69 hinsichtlich Orangen, Mandarinen, Satsumas und Clementinen und gemäß Artikel 1 Absatz 3 der Verordnung (EWG) Nr. 1035/77 hinsichtlich Zitronen gewährt wird, gilt an folgendem Tag als eingetreten: