C. overwegende dat de jaarlijkse begroting van de EU de komende jaren ongeveer 1% van het bbi van de EU zal blijven bedragen, wat reeds begin de jaren '90 werd afgesproken en aanzienlijk lager is dan het maximum voor de eigen middelen van 1,29% van het bbi van de EU voor de vastleggingskredieten en van 1,23% van het bbi van de EU voor de betalingskredieten, zoals in 1992 aanvankelijk werd overeengekomen en in 2010 opnieuw werd bekrachtigd;
C. in der Erwägung, dass der Jahreshaushalt der EU in den nächsten Jahren weiterhin ungefähr 1 % des BNE der EU ausmachen wird, was dem Niveau der frühen Neunzigerjahre entspricht, und demnach weit unter der 1992 beschlossenen und 2010 bestätigten Eigenmittelobergrenze von 1,29 % des BNE bei den Verpflichtungsermächtigungen und von 1,23 % des BNE bei den Zahlungsermächtigungen liegen wird;