Het zal bijgevolg aan de bevoegde rechter staan na te gaan of het gebruik, door de Koning, van de bij de artikelen 4, § 4, en 7, § 3, van de wet van 29 april 1999 verleende machtigingen, gelet op de specifieke kenmerken van de verschillende vormen van hernieuwbare energie, zal voldoen aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
Folglich obliegt es dem zuständigen Richter zu prüfen, ob die Anwendung der Ermächtigungen des Königs durch die Artikel 4 § 4 und 7 § 3 des Gesetzes vom 29. April 1999 unter Berücksichtigung der eigenen Merkmale der verschiedenen Formen von erneuerbaren Energien dem Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung entspricht.