Hij heeft zich derhalve verzet tegen een heropleving van die secties in de vorm van coöperatieve vennootschappen (Parl. St., Kamer, 1968-1969, nr. 468/3, p. 10) en heeft willen redeneren met de begrippen van het publiek recht : « de wet kan de gemeentesectie dus opheffen en de bestemming van de goederen naar believen regelen » (idem, p. 14).
Er hat sich deshalb einer Wiederbelebung dieser Teilgemeinden in Form von Genossenschaften widersetzt (Parl. Dok., Kammer, 1968-1969, Nr. 468/3, S. 10) und mit Begriffen des öffentlichen Rechts argumentieren wollen: « Das Gesetz kann die Teilgemeinde somit auflösen und den Verwendungszweck der Güter nach Gutdünken regeln » (ebenda, S. 14).