De bedragen voor levenslang leren waarin de nationale begrotingen voorzien, lopen uiteen van 40 procent van het totaalbedrag voor educatie in de noordelijke lidstaten tot minder dan 10 procent in de nieuwe lidstaten.
Die nationalen Haushalte für lebenslanges Lernen bewegen sich zwischen 40 % des gesamten Bildungshaushalts in den nördlichen Ländern bis zu unter 10 % in den neuen Mitgliedstaaten.