2. herhaalt het in zijn besluit van 25 april 2002 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene
begroting voor het begrotingsjaar 2000 ingenomen standpunt dat "[...] het Europees Parlement en de Raad in het verlede
n de uitvoering van elkaars afdelingen van de begroting niet hebben onderzocht; is van oordeel dat, gezien het feit dat uitgaven op het gebied van buitenlandse zaken, veiligheid en defensie en van justitie en binnenlandse zaken, die uit de huishoudelijke begroting van de Raad worden gefinancierd, steeds
...[+++]meer de vorm aannemen van beleidsuitgaven, duidelijkheid moet worden geschapen in deze regeling, teneinde te komen tot een helder onderscheid tussen de traditionele huishoudelijke uitgaven en acties met betrekking tot nieuwe beleidsterreinen"; 2. bekräftigt seinen in seinem Beschluss vom 25. April 2002 über die Entlastung für das Haushaltsjahr 200
0 vertretenen Standpunkt, „dass das Europäische Parlament und der Rat in der Vergangenheit die Ausführung ihrer jeweiligen Einzelpläne nicht überprüft haben; ist der Auffassung, dass in Anbetracht des zunehmend operationellen Charakters der im Rahmen des Verwaltungshaushalts des Rates finanzierten Ausgaben in den Bereichen Auswärtige Angelegenheiten, Sicherheits- und Verteidigungspolitik sowie Justiz und Innere Angelegenheiten der Anwendungsbereich dieser Vereinbarung dahingehend geklärt werden sollte, dass zwischen traditionellen V
...[+++]erwaltungsausgaben und Tätigkeiten in diesen neuen Politikbereichen unterschieden wird“;