Voor een tweede groep landen (Nederland, Finland, Denemarken en Zweden) lijkt een gering structureel overschot van ongeveer 1% van het BBP aangewezen, rekening houdend met het feit dat hun begrotingssituaties gevoeliger zijn voor de conjunctuurcyclus.
Für eine zweite Ländergruppe (Niederlande, Finnland, Dänemark und Schweden) erscheint ein kleiner struktureller Überschuss von etwa 1 % des BIP angemessen, da ihre Haushalte konjunkturanfälliger sind.