2. Wanneer een ontvangende lidstaat voor de toegang tot de in artikel 1, lid 2, bedoelde activiteiten aan eigen onderdanen bepaalde eisen inzake goed gedrag oplegt en van hen bewijs verlangt dat zij niet failliet zijn en ook nooit failliet zijn gegaan en dat jegens hen nooit disciplinaire maatregelen van een beroepsgroep of administratieve disciplinaire maatregelen genomen zijn (bijvoorbeeld ontzetting uit het recht om bepaalde ambten te bekleden, schorsing of royering), maar bewijs daarvan niet door middel van het in lid 1 van dit artikel bedoelde document kan worden geleverd, aanvaardt deze lidstaat als voldoende bewijs voor onderdanen van andere lidstaten een door een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie van de lidstaat van
...[+++] oorsprong of van herkomst van de begunstigde afgegeven verklaring, waaruit blijkt dat aan deze eisen wordt voldaan.(2) Wenn ein Aufnahmemitgliedstaat den eigenen Staatsangehörigen für die Aufnahme einer in Artikel 1 Absatz 2 genannten Tätigkeit bestimmte Bedingungen in bezug auf die persönliche Zuverlässigkeit vorschrei
bt und den Nachweis verlangt, daß sie vorher nicht in Konkurs gegangen sind, daß kein Konkurs erö
ffnet wurde und daß gegen sie früher keine berufsrechtlichen oder administrativen Maßnahmen (z. B. Entziehung von Berechtigungen, Ausschluß vom Beruf oder Löschung) ergangen sind, dies aber aus der in Absatz 1 des vorliegenden Artikels g
...[+++]enannten Urkunde nicht hervorgeht, so erkennt dieser Staat bei Staatsangehörigen anderer Mitgliedstaaten als ausreichenden Nachweis eine Bescheinigung einer zuständigen Justiz- oder Verwaltungsbehörde des Heimat- oder Herkunftsmitgliedstaats an, aus der hervorgeht, daß diese Anforderungen erfuellt sind.