In het licht van de nagestreefde rechtsz
ekerheid en gelijke behandeling van de vreemdelingen die een nationaliteitsverklaring afleggen, is het evenmin zonder redelijke verantwoording dat de rechter die de gegrondheid van een negatief advies van de procureur des Konings moet beoordelen, op grond van het in het geding zijnde artikel 1, § 2, eerste lid, 4°, d), zoals het door de verwijzende rechter in de tweede prejudiciële vraag wordt geïnterpreteerd, niet de vrijheid wordt gelaten om te oordelen of de feiten die aan de strafrechtelijke veroordeling ten grondslag liggen als « gewichtige feiten eig
en aan de persoon » ...[+++]moeten worden aangemerkt.Im Lichte der angestrebten R
echtssicherheit und Gleichbehandlung der Ausländer, die eine Staatsangehörigkeitserklärung abgeben, entbehrt es genauso wenig einer vernünftigen Rechtfertigung, dass dem Richter, der die Begründetheit einer negativen Stellungnahme des Prokurators des Königs zu beurteilen hat, aufgrund des fraglichen Artikels 1 § 2 Absatz 1 Nr. 4 Buchstabe d), so wie dieser vom vorlege
nden Richter in der zweiten Vorabentscheidungsfrage ausgelegt wird, nicht die Freiheit gelassen wird, zu beurteilen, ob die der strafrechtlich
...[+++]en Verurteilung zugrunde liegenden Fakten als « schwerwiegende persönliche Fakten » anzusehen sind.