Zo wordt bijvoorbeeld artikel 119 niet van toepassing geacht op regelingen waarbij altijd personen van een bepaald geslacht aangesloten zijn geweest en wordt gesteld dat werknemers en hun rechtverkrijgenden zich kunnen beroepen op dit artikel tegenover trustees (organisaties die
bedrijfsregelingen beheren) opdat deze het beginsel van gelijke behandeling in acht nemen (de plichten van de werkgever worden overgedragen op de trustees). In zijn arresten in zaak C-408/92 Smith en in zaak C-28/93 Van den Akker bepaalt het Hof van Justitie dat artikel 119 van het EG-Verdrag aldus moet worden geïnterpret
...[+++]eerd, dat het een werkgever niet toegestaan is om, teneinde aan het arrest-Barber te voldoen, voor tijdvakken van arbeid tussen 17 mei 1990 (datum van het arrest-Barber) en de datum van inwerkingtreding van die maatregelen, de pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen op te trekken tot de voor mannen geldende leeftijd.
Mit seinen Urteilen in den Rechtssachen 408/92 (Smith) und 28/93(Van den Akker) gibt der Gerichtshof der Auffassung Ausdruck, daß Artikel 119 des Vertrags dahingehend auszulegen ist, daß er es einem Arbeitgeber verwehrt, um dem Urteil Barber nachzukommen, das Rentenalter zu vereinheitlichen, indem er dasjenige der Frauen in bezug auf Beschäftigungszeiten zwischen dem 17. Mai 1990 (dem Datum des Urteils Barber) und dem Zeitpunkt des Inkrafttretens neuer Maßnahmen auf das der Männer anhebt.