(2) Zonder toestemming van de Kamer waartoe hij behoort, kan een lid van het Parlement niet worden onderworpen aan fouillering of huiszoeking, noch worden gearresteerd of op enigerlei wijze worden beroofd van zijn individuele vrijheid of gevangen worden gehouden, behalve in geval van tenuitvoerlegging van een onherroepelijke veroordeling of van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad ten aanzien waarvan is bepaald dat tot onmiddellijke arrestatie moet worden overgegaan.
(2) Kein Mitglied des Parlaments darf ohne Ermächtigung der Kammer, der es angehört, einer Leibesvisitation oder einer Hausdurchsuchung unterzogen werden, noch darf es verhaftet oder in anderer Weise der persönlichen Freiheit beraubt oder in Haft gehalten werden, es sei denn, dass dies zur Vollstreckung eines rechtskräftigen Strafurteils geschieht oder dass es bei der Begehung einer strafbaren Tat angetroffen wird, für welche die zwingende sofortige Festnahme vorgesehen ist.