4. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 3, onder a) en b), bedoelde personen worden beoordeeld met betrekking tot het gevaar dat zij inhouden en mogelijke risico's op herhaling van een van de in de artikelen 3 tot en met 7 genoemde strafbare feiten, teneinde passende interventieprogramma's of –maatregelen vast te stellen.
4. Jeder Mitgliedstaat trifft die erforderlichen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass bei den in Absatz 3 Buchstaben a und b genannten Personen eine Einschätzung der Gefahr, die sie darstellen, und des Risikos der Wiederholung einer Straftat nach den Artikeln 3 bis 7 vorgenommen wird mit dem Ziel, die für diese Personengruppe geeigneten Interventionsprogramme oder -maßnahmen zu ermitteln.