6. Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat, kan een lidstaat bepalen dat de leden 1 en 2 in bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing zijn op planten, plantaardige producten en andere materialen, die in zijn onmiddellijke grensgebied met een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in deze lidstaat worden binnengebracht om daarmee op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek van zijn grondgebied te worden bewerkt.
(6) Jeder Mitgliedstaat kann, soweit eine Ausbreitung von Schadorganismen nicht zu befürchten ist, in bestimmten Einzelfällen vorsehen, daß die Absätze 1 und 2 nicht für Pflanzen, Pflanzenerzeugnisse und andere Gegenstände gelten, die im unmittelbaren Grenzgebiet eines ihm benachbarten Drittlands angebaut, erzeugt oder verwendet und in den betreffenden Mitgliedstaat verbracht werden, um an benachbarten Standorten innerhalb des Grenzbezirks seines Gebiets angebaut oder verwendet zu werden.