De in het geding zijnde bepaling is derhalve onbestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 28, lid 2, van de richtlijn 2004/83/EG, in zoverre zij het de persoon die subsidiaire bescherming geniet niet mogelijk maakt om de gewaarborgde gezinsbijslag te verkrijgen omdat hij niet voldoet aan de verblijfsvoorwaarde waarin is voorzien bij de in het geding zijnde bepaling.
Die fragliche Bestimmung ist folglich nicht mit den Artikeln 10, 11 und 191 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 28 Absatz 2 der Richtlinie 2004/83/EG vereinbar, insofern sie es den Personen mit subsidiärem Schutz nicht ermöglicht, garantierte Familienleistungen zu erhalten, wenn sie die in der fraglichen Bestimmung vorgesehene Aufenthaltsbedingung nicht erfüllen.