Nadat de afdeling wetgeving van de Raad van State had
geoordeeld dat « de bepaling van het ontworpen derde lid, luidens welke het beroep moet worden ingesteld binnen de maand ' na ontvangst ' van de besl
issing, onvoldoende precies [is] om betwistingen over de datum van het ingaan van de beroepstermijn uit te sluiten » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1991-1992,
nr. 630/1, p. 41), heeft zij gesuggereerd om het ontworpen derde lid van artikel
...[+++] 71 te vervangen door de thans bestaande tekst.
Die Gesetzgebungsabteilung des Staatsrates drückte zunächst die Auffassung aus, dass « Absatz 3 des Entwurfs, wonach das Rechtmittel innerhalb eines Monats ' nach dem Empfang ' der Entscheidung eingelegt werden muss, nicht ausreichend präzise ist, um alle Streitigkeiten bezüglich des Datums, an dem die Rechtsmittelfrist beginnt, auszuschliessen » (Parl. Dok., Kammer, Sondersitzungsperiode 1991-1992, Nr. 630/1, S. 41), und regte an, Absatz 3 von Artikel 71 des Entwurfs durch den heute bestehenden Text zu ersetzen.