In een tweede vraag wordt het Hof verzocht zich uit te sp
reken over dezelfde bepaling van het Burgerlijk Wetboek, alsook over artikel 331ter van dat Wetboek, in zoverre die bepalingen een discriminatie in het leven zouden roepen tussen de personen die zijn geboren binnen het huwelijk en diegenen die zijn geboren buiten het huwelijk, aangezien de eersten over een termijn van 22 jaa
r beschikken om het vermoeden va
n vaderschap dat is vastgesteld ten aanzien van de echtgenoot
...[+++]van de moeder te betwisten, of van één jaar te rekenen vanaf de ontdekking van het feit dat de echtgenoot niet de vader van het kind is, terwijl de tweeden over een termijn van 48 jaar beschikken.
In einer zweiten Frage wird der Hof gebeten, über dieselbe Bestimmung des Zivilgesetzbuches sowie über Artikel 331ter dieses Gesetzbuches zu urteilen, insofern sie eine Diskriminierung zwischen den innerhalb der Ehe geborenen Personen und den ausserhalb der Ehe geborenen Personen einführten, da die Ersteren über eine Frist von 22 Jahren verfügten, um die Vaterschaftsvermutung bezüglich des Ehemanns der Mutter anzufechten, oder von einem Jahr ab der Entdeckung der Tatsache, dass der Ehemann nicht der Vater des Kindes sei, während die Letzteren über eine Frist von 48 Jahren verfügten.