Artikel 17, § 4ter , van de gecoördineerde wetten op de Raad van State schendt niet de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 160, van de Grondwet, door het feit dat, wanneer de in die bepaling voorgeschreven termijn van dertig dagen om een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging in te dienen aanvangt en verstrijkt tijdens de gerechtelijke vakantie, hij niet wordt verlengd tot de vijftiende dag van het nieuwe gerechtelijke jaar, overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Artikel 17 § 4ter der koordinierten Gesetze über den Staatsrat verstösst nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung oder nicht mit den Artikeln 23 und 160 der Verfassung, indem er unter Verkennung von Artikel 50 Absatz 2 des Gerichtsgesetzbuches keine Verlängerung der Frist bis zum fünfzehnten Tag des neuen Gerichtsjahres zulässt, wenn die in der obengenannten Bestimmung für das Einreichen eines Antrags auf Fortsetzung des Verfahrens vorgesehene Frist von dreissig Tagen während der Gerichtsferien beginnt und abläuft.