Zonder dat het Hof moet onderzoeken of de in B.13.
2 bedoelde personen zouden kunnen worden gediscrimineerd in de uitoefening van hun recht van vrij verkeer, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dient te worden
vastgesteld dat die eventuele discriminatie in elk geval haar oorsprong niet zou kunnen vinden in het bestreden decreet, maar in het on
tbreken van analoge bepalingen in decret ...[+++]en van de Franse en de Duitstalige Gemeenschap of in de ontstentenis van federale socialezekerheidsmaatregelen, deze laatste met inachtneming van hetgeen is gesteld in B.15.2, zodat de middelen van intern recht die tegen de bepalingen van het decreet zijn gericht, niet gegrond zijn.Ohne dass der Hof prüfen muss, ob die in B.13.2 erwähnten Personen in der Ausübung ihres Freizügigkeitsrechtes im Sinne von Artikel 6 § 1 VI Absatz 3 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Refor
m der Institutionen diskriminiert werden könnten, ist festzustellen, dass die etwaige Diskriminierung in jedem Fall nicht auf das angefochtene Dekret z
urückzuführen wäre, sondern auf das Fehlen analoger Bestimmungen in Dekreten der Französischen und der Deutschsprachigen Gemeinschaft oder auf das Fehlen von föderalen Massnahmen der sozialen
...[+++]Sicherheit - Letztere im Einklang mit dem in B.15.2 Erwähnten -, so dass die auf dem innerstaatlichen Recht beruhenden Klagegründe gegen die Bestimmungen des Dekrets unbegründet sind.