De betrokken plaatsvervangende raadsheer bij het hof van beroep, zevende beklaagde voor de verwijzende rechter, merkt in zijn memorie op dat de plaatsvervangende magistraten niet zijn opgenomen in de exhaustieve opsomming van artikel 479 van het Wetboek van strafvordering, zodat het daarin bepaalde « voorrecht van rechtsmacht » niet van toepassing zou zijn op die categorie van magistraten en, bijgevolg, de twee prejudiciële vragen zonder voorwerp zouden moeten worden verklaard.
Der betreffende stellvertretende Gerichtsrat am Appellationshof, der siebte Angeklagte vor dem vorlegenden Richter, bemerkt in seinem Schriftsatz, dass die stellvertretenden Magistrate nicht in der erschöpfenden Auflistung von Artikel 479 des Strafprozessgesetzbuches angeführt seien, sodass das darin vorgesehene « Gerichtsbarkeitsvorrecht » nicht auf diese Kategorie von Magistraten anwendbar sei und folglich die beiden Vorabentscheidungsfragen für gegenstandslos zu erklären seien.