Uit het voorgaande volgt dat de decreetgever, binnen de appreciatiemarge waarover hij beschikt, maatregelen heeft genomen die, zoals in de in B.33.2 vermelde rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, niet onverenigbaar zijn met het recht op eerbiediging van het privéleven, zodat hij een billijk evenwicht heeft gevonden tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn.
Aus dem Vorstehenden ergibt sich, dass der Dekretgeber innerhalb des Ermessensspielraums, über den er verfügt, Maßnahmen ergriffen hat, die, wie in der in B.33.2 angeführten Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofes für Menschenrechte, nicht unvereinbar sind mit dem Recht auf Achtung des Privatlebens, so dass er ein faires Gleichgewicht zwischen allen betroffenen Rechten und Interessen gefunden hat.