1. Door een verificateur worden een of meer procedures voor verificatieactiviteiten zoals beschreven in hoofdstuk II en de door bijlage II vereiste procedures en processen vastgesteld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden. Wanneer hij deze procedures en processen vaststelt en uitvoert, onderneemt de verificateur de activiteiten overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.
(1) Eine Prüfstelle muss eines oder mehrere der in Kapitel II beschriebenen Verfahren für Prüftätigkeiten sowie die in Anhang II verlangten Verfahren und Prozesse einführen, dokumentieren, anwenden und aufrechterhalten. Bei der Einführung und Anwendung dieser Verfahren und Prozesse führt die Prüfstelle die Tätigkeiten in Einklang mit den in Anhang II genannten harmonisierten Normen aus.