Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid, met artikel 170, § 1, van de Grondwet, in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel, van artikel 180, 1°, van het WIB 199
2, hersteld bij het bestreden artikel 86, 1°, van de programmawet van 10 augustus 2015, in zoverre het gebrek aan nauwkeurigheid van
het in de bestreden bepaling gebruikte woord « hoofdzakelijk » de samenwerkingsverbanden in de zin van het decr
eet van 6 juli 2001 ...[+++]belet de belasting waaraan zij zijn onderworpen voldoende te voorzien.
Aus den Darlegungen des Klagegrunds geht hervor, dass der Gerichtshof gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 180 Nr. 1 des EStGB 1992, der durch den angefochtenen Artikel 86 Nr. 1 des Programmgesetzes vom 10. August 2015 wieder aufgenommen wurde, mit Artikel 170 § 1 der Verfassung in Verbindung mit dem Grundsatz der Rechtssicherheit zu befinden, insofern die mangelnde Präzision des in der angefochtenen Bestimmung verwendeten Wortes « hauptsächlich » die Zusammenarbeitsverbände im Sinne des Dekrets vom 6. Juli 2001 daran hindere, ausreichend vorherzusehen, welcher Steuer sie unterliegen würden.