Bij het onderzoek van de bevoegdheid van de decreetgever tot het aannemen van de aangevochten bepalingen is reeds gebleken dat de decreetgever in redelijkheid kon uitgaan van de opvatting dat de gezinsveeteeltbedrijven vanuit milieutechnische overwegingen betere waarborgen bieden (B.10.2).
Bei der Prüfung der Zuständigkeit des Dekretgebers zur Verabschiedung der angefochtenen Bestimmungen hat sich bereits herausgestellt, dass der Dekretgeber vernünftigerweise davon ausgehen konnte, dass die Familienviehzüchtereien aus der Sicht des Umweltschutzes bessere Garantien bieten (B.10.2).