« Voert artikel 7, § 1, 3°, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, bekrachtigd bij artikel 7, 7°, van de wet van 6 december 1984 tot b
ekrachtiging van de koninklijke besluiten vastgesteld ter uitvoering van artikel 1, 1° en 2°, van de wet van 6 juli 1983 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, onder de tijdelijke personeelsleden die hun ambt in het onde
...[+++]rwijs uitoefenen geen onverantwoorde discriminatie in, louter op grond van de leeftijd die zij hebben bereikt op 31 augustus vóór de aanvang van het betrokken schooljaar, en alleen om budgettaire redenen, in zoverre het bepaalt dat de uitgestelde bezoldiging gelijk aan het product van de vermenigvuldiging van de daglonen niet van toepassing is op de tijdelijke personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus vóór de aanvang van het schooljaar niet de met de klasse van hun weddeschaal overeenstemmende leeftijd hebben bereikt ?« Führt Artikel 7 § 1 Nr. 3 Absatz 2 des königlichen Erlasses Nr. 63 vom 20. Juli 1982 zur Abänderung der Bestimmungen der Besoldungsstatute, die auf das Unterrichtspersonal und das ihm gleichgestellte Personal des Vollzeitunterrichts und des Weiterbildungs- oder Teilzeitunterrichts Anwendung finden, bestätigt durch Artikel 7 Nr. 7 des Gesetzes vom 6. Dezember 1984 zur Bestätigung der in Ausführung von Artikel 1 Nrn. 1 und 2 des Gesetzes vom 6. Juli 1983, durch das dem König bestimmte Sondervollmachten erteilt werden, ergangenen königlichen Erlasse, dadurch, dass er vorsieht, dass die zeitversetzte Entlohnung, die dem Produkt der Multiplikation der Tagesentlohnungen entspricht, nicht für die Mitglieder des zeitweiligen Personals gilt, die nicht sp
ätestens a ...[+++]m 31. August vor dem Beginn des Schuljahres das der Klasse ihrer Gehaltstabelle entsprechende Alter erreicht haben, nicht zu einer ungerechtfertigten Diskriminierung zwischen den Mitgliedern des zeitweiligen Personals, die ihr Amt im Unterrichtswesen ausüben, lediglich aufgrund des am 31. August vor dem Beginn des Schuljahres erreichten Alters, und zwar aus rein haushaltsmässigen Gründen?