Het Europees Hof van Justitie oordeelde dat een handelspraktijk die niet onder bijlage I bij de richtlijn valt, niet kan worden verboden op de enkele grond dat die handelspraktijk niet vooraf door het bevoegde bestuur is goedgekeurd, zonder eerst aan de hand van de criteria van de artikelen 5 tot en met 9 van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken te beoordelen of de betrokken praktijk oneerlijk is.
Der EuGH befand, dass eine nicht in Anhang I der Richtlinie erfasste Geschäftspraxis nicht allein aufgrund einer fehlenden vorherigen Bewilligung der zuständigen Verwaltungsbehörde und ohne Prüfung der betreffenden Praxis auf ihre Unlauterkeit nach Maßgabe der Artikel 5 bis 9 UGPRL verboten werden kann.