Uit de parlementaire voorbereiding van de betwiste bepaling blijkt immers dat de bedoeling van de wetgever erin bestond, op het vlak van de jurisdictionele beroepen, een parallellisme in het leven te roepen tussen de regels die toepasselijk zijn op de rijksbeslastingen en die welke van toepassing zijn op de provincie- en gemeentebelastingen (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-966/11, pp. 198 en 199).
Aus den Vorarbeiten zur fraglichen Bestimmung geht nämlich hervor, dass die Absicht des Gesetzgebers darin bestand, hinsichtlich der gerichtlichen Klagen einen Parallelismus zwischen den auf die Staatssteuern anwendbaren Regeln und den für die Provinzial- und Gemeindesteuern geltenden Regeln zu schaffen (Parl. Dok., Senat, 1998-1999, Nr. 1-966/11, SS. 198 und 199).