Uit de uiteenzetting in het verzoekschrift blijkt dat in het derde middel het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 2, tweede lid, van de wet van 24 juli 2008 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de bestreden bepaling, door aan de gemeenten de bevoegdheid te verlenen een retroactieve aanvullende gemeentebelasting te vestigen, afbreuk zou doen aan de legitieme verwachtingen van de belastingplichtigen.
Aus der in der Klageschrift enthaltenen Darlegung geht hervor, dass der Hof mit dem dritten Klagegrund gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 2 Absatz 2 des Gesetzes vom 24. Juli 2008 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention zu befinden, insofern die angefochtene Bestimmung, indem sie die Gemeinden ermächtige, eine rückwirkende Gemeindezuschlagsteuer festzulegen, die rechtmässigen Erwartungen der Steuerpflichtigen verletze.