3. « Schendt artikel 23 van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, samen gelezen met artikel 7 van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6.1 EVRM, in de mate het aan de strafrechter geen mogelijkheid biedt de erin bepaalde geldboete van tienmaal de ontdoken rechten te matigen op grond van de omvang van de vastgestelde fraude, terwijl artikel 239 AWDA bij vergelijkbare fraude voorziet in een geldboete van tienmaal of van tweemaal de ontdoken rechten, naargelang van de omvang van de fraude ?
3. « Verstösst Artikel 23 des Gesetzes vom 22. Oktober 1997 über die Struktur und die Sätze der Akzisen auf Mineralöl, in Verbindung mit Artikel 7 desselben Gesetzes, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern er es dem Strafrichter ni
cht ermöglicht, die darin vorgesehene Geldbusse des Zehnfachen der hinterzogenen Abgaben aufgrund des Umfangs der festgestellten Hinterziehung zu verringern, während Artikel 239 des allgemeinen Gesetzes über Zölle und Akzisen bei einer vergleichbaren
Hinterziehung eine Geldbusse ...[+++] des Zehnfachen oder des Zweifachen der hinterzogenen Abgaben je nach dem Umfang der Hinterziehung vorsieht?