Met de tweede prejudiciële vraag verzoekt de verwijzende rechter het Hof zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al of niet in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, van de artikelen 21, § 1, § 5 en § 6, 22 en 26, § 3, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, in zoverre zij, door de termijnen die ze dwingend opleggen voor het oordelen over het handhaven van de lopende voorlopige hechtenis en over de verwijzing van de verdachte naar het vonnisgerecht, het de verdachte, in hechtenis, niet mogelijk maken te worden berecht binnen een maximumtermijn van zeven dagen vanaf het verlenen van het bevel tot aanhouding door d
...[+++]e onderzoeksrechter, terwijl voor identieke feiten en wanneer het openbaar ministerie voor de zogeheten procedure van onmiddellijke verschijning kiest, het nieuwe artikel 216quinquies, § 3, van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2000, de beklaagde wel een dergelijke waarborg biedt.Mit der zweiten präjudiziellen Frage bittet der Verweisungsrichter den Hof zu befinden, ob die Artikel 21 § 1, § 5 und § 6, 22 und 26 § 3 des Gesetzes vom 20. Juli 1990 über die Untersuchungshaft gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, ggf. in Verbindung mit den Artikeln 5 und 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention verstossen, insoweit sie wegen der zwingenden Fristen, die unerlässlich sind, damit über die Aufrechterhaltung der laufenden Untersuchungshaft und über die Verweisung des Beschuldigten an das erkennende Gericht befunden wird, dem inhaftierten Beschuldigten nicht ermöglichen, abgeurteilt zu werden innerhalb einer Frist von höchstens sieben Tagen ab dem Erlass des Haftbefehls durch den Untersuchungsrichter, während, wenn s
...[+++]ich die Staatsanwaltschaft im Fall des gleichen Tatbestands für das sogenannte Verfahren des sofortigen Erscheinens entscheidet, der neue Artikel 216quinquies § 3 des Strafprozessgesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 28. März 2000, dem Angeschuldigten eine solche Garantie bietet.