Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 1022, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet en met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de in het geding zijnde bepaling de begunstigden van de ju
ridische tweedelijnsbijstand die een vermindering van de rechtsplegingsvergoeding tot onder het door de Koning vastgestelde minimum kunnen verkrijgen en de personen die, aangezien zij het voordeel v
...[+++]an de juridische tweedelijnsbijstand niet hebben aangevraagd terwijl hun financiële situatie hen in staat zou stellen die bijstand wel te verkrijgen, een dergelijke vermindering niet zouden kunnen genieten, verschillend zou behandelen.Aus der Begründung der Verweisungsentscheidung geht hervor, dass der Hof gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 1022 Absatz 4 des Gerichtsgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 23 Absatz 3 Nr. 2 der Verfassung und mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, zu urteilen, insofern die fragliche Bestimmung die Begünstigten des weiterfüh
renden juristischen Beistands, die eine Herabsetzung der Verfahrensentschädigung unter den durch den König vorgesehenen Mindestbetrag erhalten könnten, anders behandle als die Personen, die keinen weiterführenden juristischen Bei
...[+++]stand beantragt hätten, obwohl ihre finanzielle Lage es ihnen ermöglicht hätte, ihn zu erhalten, und die nicht in den Vorteil einer solchen Herabsetzung gelangen könnten.