Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag, die wordt verduidelijkt met de elementen van het dossier, blijkt dat de Raad van State aan het Hof de
vraag stelt of het voormelde artikel 26bis de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in samenhang gelezen met artikel 182 ervan, in
zoverre het in het bijzonder de Koning toestaat de voorwaar
den te bepalen voor deelname aan de vervolmakingscursussen die worden georganiseerd ter vo
...[+++]orbereiding op de beroepsproeven om benoemd te worden tot de graad van majoor, alsmede het programma en de organisatie ervan.
Aus der Formulierung der präjudiziellen Frage, verdeutlicht durch die Elemente der Akte, geht hervor, dass der Staatsrat dem Hof die Frage stellt, ob der vorerwähnte Artikel 26bis gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit deren Artikel 182 verstosse, insofern er es insbesondere dem König erlaube, die Regeln für die Teilnahme an den Weiterbildungslehrgängen, die zur Vorbereitung der beruflichen Prüfungen im Hinblick auf die Ernennung im Dienstgrad eines Majors organisiert würden, sowie deren Programm und Organisation festzulegen.