Uit de economie van de wet alsook uit de parlementaire voorbereiding (Hand., Kamer, 1902-1903, vergadering van 27 mei 1903, pp. 1266 en 1267) volgt evenwel d
at de wetgever, met volledige kennis van zaken, weloverwogen een forfaitaire vergoedingsregeling heeft ingevoerd en deze heeft opgevat rekening houde
nd met de overgrote meerderheid van de gevallen : hij maakte er geenszins aans
praak op zich op de bijzondere kenmerken van elk ge
...[+++]val af te stemmen. De economische waarde van het slachtoffer wordt in de bewoordingen van het Hof van Cassatie « wettelijk vermoed [.] haar maat te vinden in het basisloon » (Cass., 6 maart 1968, Arr. Cass., 1968, p. 897; Cass., 15 januari 1996, Arr. Cass., 1996, p. 32; Cass., 21 juni 1999, Arr. Cass., 1999, p. 380).Aus der Struktur des Gesetzes und aus den Vorarbeiten (Ann., Kammer, 1902-1903, Sitzung vom 27. Mai 1903, SS. 1266 und 1267) wird jedoch ersichtlich, dass
der Gesetzgeber in voller Kenntnis der Sachlage und wohlüberlegt eine pauschale Entschädigungsregelung eingeführt und unter Berücksichtigung der überwiegenden Mehrheit der Fälle abgefasst hat; er beanspruchte keines
falls, sich auf die Besonderheiten eines jeden Falls einzustellen. Von der Erwerbsfähigkeit des Opfers wird, im Wortlaut des Kassationshofes, « gesetzlich vermutet, [.]
...[+++]sich in der Grundentlohnung niederzuschlagen » (Kass., 6. März 1968, Pas., 1968, I, S. 847; Kass., 15. Januar 1996, Pas., 1996, I, S. 32; Kass., 21. Juni 1999, Pas., 1999, S. 380).