Bericht voorgeschreven bi
j artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 7 januari 2015 in zake het openbaar ministerie en anderen tegen M.W., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 februari 2015, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie, dat artikel 24 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering aanvult, de artikelen 10, 11, 12 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de beginselen van wettigheid, rechtszekerheid en
...[+++]vereiste voorzienbaarheid van de strafprocedurewet, artikel 14, leden 1 en 3, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in die zin geïnterpreteerd dat het in se terugwerkende kracht verleent aan die wet, zonder dat een dergelijke terugwerkende kracht door een uitzonderlijke omstandigheid of een dwingende reden van algemeen belang wordt verantwoord ?Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Entscheid vom 7. Januar 2015 in Sachen der Staatsanwaltschaft und anderer gegen M.W., dessen Ausfertigung am 4. Februar 2015 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Lüttich folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 7 des Gesetzes vom 14. Januar 2013 zur Festlegung steuerrechtlicher und sonstiger Bestimmungen im Bereich der Justiz, der Artikel 24 des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches ergänzt, gegen die Artikel 10, 11, 12 und 13 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit dem Legalitätsprinzip und den Grundsätzen der Rechtssicherheit und des Erfordernisses der Vorhersehbarke
...[+++]it des Strafprozessgesetzes, Artikel 14 Absätze 1 und 3 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte und Artikel 6 der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten, dahingehend ausgelegt, dass er diesem Gesetz in se eine Rückwirkung verleiht, ohne dass eine solche Wirkung durch einen außergewöhnlichen Umstand oder einen zwingenden Grund des Allgemeininteresses gerechtfertigt wäre?