Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de door de verzoekende partijen in het bodemgeschil geformuleerde grief, afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet, naar recht faalt in zoverre zij ervan uitgaat dat de waarborgregel van artikel 323, wat het salaris betreft, niet van toepassing is op de personen die met artistiekgebonden onderwijsactiviteiten zijn belast.
Aus dem Vorhergehenden ergibt sich, dass der durch die Kläger im Hauptverfahren formulierte, aus dem Verstoss gegen die Artikel 10, 11 und 24 § 4 der Verfassung abgeleitete Beschwerdegrund der rechtlichen Grundlage entbehrt, insoweit er davon ausgeht, dass die Garantieregel in Artikel 323 hinsichtlich des Gehalts nicht auf die mit kunstbezogenen Unterrichtsaktivitäten betrauten Personen anwendbar ist.