In de insolventieverordening is vastgelegd dat de lidstaat waar de procedure wordt geopend de voorwaarden bepaalt, met name welke schuldenaars op grond van hun hoedanigheid aan een insolventieprocedure kunnen worden onderworpen (artikel 4, lid 2, onder (a)), welk deel van het vermogen van de schuldenaar tot de boedel behoort, en of de na de opening van de procedure verkregen goederen tot deze boedel behoren (artikel 4, lid 2, onder (b)).
Die Insolvenzverordnung legt fest, dass der „Staat der Verfahrenseröffnung“ die Voraussetzungen festlegen soll, insbesondere bei welcher Art von Schuldnern ein Insolvenzverfahren zulässig ist (Artikel 4 Absatz 2 Buchstabe a), welche Vermögenswerte zur Masse gehören und wie die Vermögenswerte zu behandeln sind (Artikel 4 Absatz 2 Buchstabe b).